Volgens de oudste bronnen – die teruggaan tot de 13e eeuw – verschenen de eerste geschenkbrengers vroeger al rond Sint-Maarten in november, wanneer het begon te sneeuwen. In deze periode van de winter koppelde de christelijke kerk aan verschillende heiligen en gebeurtenissen de tradities om werken van diaconie te verrichten. Naast St-Maarten, ontving een kind of arm gezin ook een geschenk rond Driekoningen en natuurlijk met het feest van Sint Nicolaas. De zogenaamde bedelfeesten boden arme mensen de gelegenehdi om iets extra’s bijeen te sprokkelen.
Hun geschenken waren oorspronkelijk bedoeld als symbolen voor een lang leven, gezondheid en vruchtbaarheid en bestonden uit gevormd brood, fruit (“appels, noten en amandelpitten”) en een “levensstok-roede” of een versierd groen boompje. Hiermee wilde men in de donkerste weken van het jaar de opgroeiende generatie beschermen tegen honger, ziekte en de verderfelijke invloed van rondzwervende geesten van de doden.
Vanuit oude christelijke bronnen uit Normandië lezen we terug dat vanaf zelfs al eind 12de eeuw het gebruik ontstond om op de vooravond van zes december langs de huizen van armen te trekken en aldaar kleine gavenzakjes neer te leggen. Dit gebeurde door lokale religieuzen orden en bedelorden.
Toen de geschenken in de loop der eeuwen steeds gevarieerder werden – kinderen uit de hogere sociale klassen kregen allerlei snoepgoed, klein speelgoed, boeken, schrijfgerei, kleding en ook geldmunten –, verloren de oude symbolische geschenken weliswaar aan betekenis, maar ze behoren tot op de dag van vandaag tot de gewenste geschenken. De ‘levensroede’, die toch een zegenende tak is, onderging een volledige betekenisverandering, omdat hij werd gebruikt als tuchtroede voor stoute kinderen; goede geschenken waren dus alleen nog maar bestemd voor gehoorzame kinderen.
Deze verandering stelde voortaan ook de geschenkbrengers in dienst van de opvoeding en maakte hen tot belonende of straffende wezens. Sommigen van hen, die aanvankelijk heldere en mysterieuze duistere eigenschappen in zich verenigden, splitsten zich op in een ‘goed’ hoofdpersonage en een ‘kwaadaardige’ metgezel. De belonende figuur kon namen en attributen van christelijke heiligen krijgen, terwijl de straffende een afschrikwekkend uiterlijk kreeg; zwarte lompen, ruige bontmantels, dierenhoorns, grimmige maskers en rammelende bellen werden toegewezen aan de rol van het kwaad, namelijk vanuit het christelijke gedachtegoed die van de duivel in verschillende gedaanten.
In Duitstalige gebieden kenden men het gebruik van de Nikolaus"Schiffchensetzens” Dit gebruik was de voorloper van het schoen zetten. In de Middeleeuwen waren schoenen een zeldzaamheid voor de armen. In vroegere eeuwen knutselden kinderen kleine scheepjes van papier – of andere materialen – waarin de Heilige op Sinterklaasdag de cadeautjes moest leggen. Waarom scheepjes? Volgens de legende redde de bisschop zeelieden in nood van de dood door een zware storm op zee te bedaren. Vanwege dit wonderverhaal werd Nicolaas de beschermheilige van de zeelieden – en werd het schip een attribuut van de heilige in de kunst. Later werden de geknutselde Nicolaas-bootjes echter vervangen door schoenen, sokken of zelfs de cadeautjes geschenken bord.
In de Lage Landen ontstond het gebruik vanaf de 15de eeuw dat de kinderen hun schoen mochten zetten in de kerk. Volgens de archieven van de Sint Nicolaaskerk in Utrecht wachtte men al in 1427 vol spanning af wat ze ’s ochtends in hun schoeisel zouden aantreffen. Het gebeurde destijds nog niet thuis bij de open haard, maar in de kerk, door de armen. De rijke bevolking vulden hun schoenen en de opbrengst werd de volgende ochtend, op 6 december, verdeeld.
Door de reformatie kwam onder leiding van dominees en stadsbesturen verboden op allerlei religieuze uitingen zoals bijvoorbeeld ook het publiek schoen zetten. Mooi voorbeeld zijn de volgende plaatsen:
Tiel (1618): Het schoen zetten werd verboden door calvinistische bestuurders om excessen tegen te gaan, waarbij steeds grotere cadeaus werden gegeven en men zichzelf tot armoede dreef. Ouders konden een boete van twee goudguldens krijgen en de schoen met inhoud kwijtraken.
Arnhem (1622): Het gemeentebestuur verbood zowel het schoen zetten als het bakken van Sinterklaaskoekjes na de Hervorming.
Grave (1614): In deze vestingstad, die overging op de Nederduits Gereformeerde Kerk, werd het schoen zetten ook aan banden gelegd, omdat het feest werd gezien als een overblijfsel van het oude Roomse bijgeloof.
Het Sinterklaasfeest verdween achter de voordeur. En kon je je schoen niet meer zetten bij het altaar van een heilige of bij het priesterkoor, werd dit nu de haard. Immers was die plek de plaats waarin men transcendentaal verbonden was met het hemelse.
Bij dit alles stond als basis de legende dat Nicolaas drie bruidsmeisjes voorzag van en bruidsschat. In de duisternis van de nacht, gooide hij tot drie keer toe, volgens de legende door het raam, een zak met goudstukken of goudklompen door het raam. Voor ons komt deze legende heden ten dage nog tot leven doordat ouders chocolade muntjes en of mandarijnen (lijken op goudklompen) in de schoen van hun kinderen stoppen.
In de 19de eeuw ontstond het gebruik van de geschenkentafel, vaak nog tot aan het einde van de jaren 70. Op 6 december gingen de kinderen kijken wat zij ontvangen hadden. De tafel was dan prachtig gedekt. Ook vonden men de cadeautjes terug in een mand of wastobbe. Tegenwoordig echter is het de traditionele schoen die we zetten.
Reactie plaatsen
Reacties