Kleren en attributen van Sint Nicolaas ofwel Sinterklaas.

Kleren.

Sint Nicolaas herken je aan zijn kleren en aan zijn attributen. Sommige kledingstukken hebben ook een betekenis:

Stola: Een smalle strook stof die om de hals wordt gedragen door priesters. Een stola zegt dat de priester een verkondiger is van het evangelie. De stola stond namelijk symbool voor het juk van het Kruis van Christus, waarover de kazuifel werd gedragen als een mantel der liefde. 

Albe:  Dit is een lang wit (albus=wit) kleed, dat ook de priester draagt onder het kazuifel. Albe betekent wit, en de oorsprong van dit gewaad moet dan ook gezocht worden in de witte kleding die dopelingen in de oude kerk droegen ten teken van hun nieuw verworven zuiverheid. Vroeger werd deze versierd met kant en in plooien gevouwd.

Cingel: Dit is een koord waarmee de albe rond het middel bijeen gebonden wordt.  De cingel verwijst naar de bereidheid met het oog op de wederkomst van de Heer: “Houdt uw lendenen omgord en de lampen brandend. Gedraag u als mensen die wachten op de terugkomst van hun Heer.”

Mijter: Een mijter of mitra (van het Latijnse “mitra ” ( soort muts met banden) is het traditionele, ceremoniële hoofddeksel van bisschoppen en abten in de Rooms-Katholieke Kerk. De mijter maakt deel uit van de pontificalia. Er zijn schrijvers die de mijter met de “Frygische muts”, een oosterse hoofdbedekking die oorspronkelijk alleen door de paus gedragen werd in verband brengen. Ook tussen vorm en ontwikkeling van deze muts, de mijter en de tiara wordt een verband vermoed. In de eerste 1000 jaar van haar bestaan kende de kerk geen mijters. De oudste afbeeldingen van bisschoppen tonen hen dan ook met een onbedekt hoofd. Na het jaar 1000 gingen bisschoppen, eerst in Rome, later ook elders, geleidelijk mijters dragen.

Koormantel: Een koormantel (pluviale) heeft min of meer de vorm van een halve cirkel. Hij wordt door bisschoppen en priesters en gedragen bij plechtigheden als de getijden, het lof en bij sacramentsprocessies, maar niet tijdens een eucharistieviering.

Het woord "pluviale" komt uit het Latijn en betekent "regenmantel". Dit illustreert hoe de meeste paramentem (kerkelijke gewaden) zijn ontstaan uit de dagelijkse dracht in het Romeinse Rijk. In het middeleeuws Latijn heette het een "cappa".

De mantel werd (al dan niet met kap of capuchon) op reizen gedragen, maar vond ook zijn weg naar de liturgie. Het liturgisch gebruik van de koorkap wordt al vermeld in de 8ste eeuw.

Attributen - symbolen.

Bisschopsring: Deze gouden of zilveren ring krijgt de bisschop bij zijn wijding. Het is het symbool van zijn trouw aan de gemeenschap van gelovigen die hem toevertrouwd is.

Kruis: (op de mijter, de stola of op de staf) Dit kruis doet denken aan Jezus. Sint-Nicolaas inspireerde zich aan Jezus in alles wat hij deed. Daarom heeft men hem nadien een heilige genoemd. 

Borstkruis: Dit is een kruis dat kardinalen, bisschoppen en abten / abdissen dragen met een ketting of koord rond de nek. Het is steeds uit edelmetaal vervaardigd en kan versierd zijn met edelstenen. Een ander woord is pectorale, in het Latijn: crux pectoralis, van Latijn pectoralis = de borst betreffend.

Staf: De staf doet denken aan een herdersstaf. Daarmee wordt duidelijk dat een bisschop een herder is. Geen schaapherder, maar een herder van mensen. Een bisschop probeert goed voor de gelovigen te zorgen. Zo beschermde Sint-Nicolaas de kinderen en nam hij het op voor de armen, de scheepslui en de gevangenen. Net als een herder voor wie elk schaapje belangrijk is.

Boek: Het boek dat Sint-Nicolaas in de hand heeft verwijst naar het evangelieboek. (In de folklore werd dit het boek waarin de Sint de namen van de kinderen opschrijft)

Boot / schip: Sint-Nicolaas is de patroonheilige van de zeelieden (schippers, matrozen). De Stoomboot is hier een verwijzing naar de legende waarin Nicolaas drenkelingen redt of schepen in nood naar de veilige haven brengt.

Anker: Het anker houdt het schip vast en biedt daarom veiligheid. In de christelijke traditie is het altijd een geliefde metafoor geweest om de hoop en de zekerheid van het geloof te beschrijven. Een bekend voorbeeld is het ankerkruis, het kruis in de vorm van een anker. Dit symbool verbindt de hoop met de kruisdood van Jezus. 

 

Getal drie: drie gouden ballen op evangelieboek. Het steeds terugkerend cijfer drie (drie schepen, drie beurzen geld, drie veldheren, drie meisjes, drie kinderen in de pekelton) verwijst naar het mysterie van de heilige Drievuldigheid, dat Nicolaas verdedigde tegen het arianisme, een ketterij die zegt dat Jezus alleen mens is.

De schoen/klomp/sok: dit gebruik is te herleiden tot de legende van Sint Nicolaas waar hij drie bruidsmeisjes die verarmd waren met een bruidsschat voorziet. Hun vader dreigde hun tot tempelprostitutie. Nicolaas gooide 's nachts drie geldbuidels of goudklompjes door het raam, waarvan er een in een schoen zou zijn gevallen.

Gouden ballen, geldbuidel, Chocolademunten: Deze staan symbool voor de gulheid van Sint Nicolaas, waarbij hij met goudstukken strooide om drie dochters te redden van prostitutie en de armoede.

Paard-Ezel: In vele landen wordt Nicolaas begeleidt door een ezel. Dit verwijst naar het lastdier, dat Jezus droeg bij het feest van Palmpasen. In Nederland en België is het paard het voortbewegingsmiddel van onze bisschop. Dit gaat terug tot in de Middeleeuwen. Ten onrechte werd er in de 19de eeuw een link gelegd met de Wodancultus. 

Drie kinderen in een pekelton:  verwijzing naar de slagers (herbergiers) legende waarin oorspronkelijk drie priesterstudenten vermoord en in stukken gesneden worden. Vervolgens worden ze ingepekeld om als vlees verkocht te worden. Nicolaas wekt hen tot leven. Vanwege vertaalfouten worden de drie studenten door de jaren heen drie kinderen.

Enkele bijzondere afbeeldingen van Nicolaas, voorzien met zijn attributen.